- Algemeen
- Openbaar groen
- Machines & Materieel
- Tuinaanleg & Onderhoud
- Digitalisering & Software
- Sportvelden
Klanten stellen steeds vaker de vraag om een bijgebouw te plaatsen in hun tuin. Dat kan gaan om een tuinhuis, een poolhouse, een garage of zelfs een tuinkantoor. Dit brengt een extra verantwoordelijkheid met zich mee: de tuinaanlegger staat in voor correct advies over de mogelijkheden en de vergunningsaanvraag. Maar hoe zit dat nu precies?
Tekst Studie- en adviesbureau DLV | Beeld Dreamstime
Losstaande bijgebouwen, zoals een tuinhuis, poolhouse, garage of serre, kunnen in een aantal gevallen zonder vergunning geplaatst worden in een tuin. Ze komen in aanmerking voor een vrijstelling van vergunning op voorwaarde dat de maximum oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bij de woning beperkt is tot 40 m². Concreet is dit de som van alle (bestaande en eventueel nieuw te plaatsen) bijgebouwen per woning.
Daarnaast moet het bijgebouw voldoen aan volgende voorwaarden:
• Het bijgebouw moet binnen de 30 meter van de woning geplaatst worden.
• Het bijgebouw mag niet hoger zijn dan 3,5 meter.
• In een zijtuin moet het bijgebouw 3 meter van de perceelgrens geplaatst
worden.
• In een achtertuin moet het bijgebouw 1 meter van de perceelgrens óf tegen
een bestaande scheidingsmuur geplaatst worden.
• Het bijgebouw mag niet komen te liggen in ruimtelijk kwetsbaar gebied.
Belangrijk om op te merken is het feit dat er geen woonfunctie in het gebouw mag worden ondergebracht én dat het om een volledig vrijstaand gebouw moet gaan. Kan je niet voldoen aan alle bovenstaande voorwaarden, dan moet je alsnog een vergunning aanvragen.
Bij het plaatsen van een bijgebouw is het ook belangrijk om aandacht te besteden aan de afvoer van het regenwater. Zo moet bij overdekte oppervlakten van meer dan 40 m² rekening gehouden worden met de Hemelwaterverordening d.d. 05/07/2013. Bij de vergunningsaanvraag zal je verplicht een bijkomend formulier en plannen moeten toevoegen, waarop aangegeven staat hoe de opvang en afvoer van regenwater zullen verlopen.
Regenwater kan op natuurlijke wijze infiltreren in de grond, maar in de meeste gevallen zal er gekozen worden om het regenwater op te vangen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een regenput, maar daarnaast moet je ook rekening houden met een infiltratie- of buffervoorziening. Dit houdt in dat de voorziening in de eerste plaats over voldoende capaciteit beschikt om het regenwater op te vangen, en vervolgens op een goede manier het water laat infiltreren of bufferen. Voor deze laatste moet een vertraagde afvoer voorzien worden.
Kies je er toch voor om het regenwater op natuurlijke wijze te laten infiltreren in de grond, dan moet dit sterk gemotiveerd worden om aan te tonen dat dit geen overlast zal bezorgen. De ligging in een al dan niet overstrominggevoelig gebied speelt hier zeker een rol.
Naast al deze aandachtspunten dien je altijd rekening te houden met eventueel extra opgelegde beperkingen, door bijvoorbeeld een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA), Ruimtelijke Uitvoeringsplan of andere stedenbouwkundige voorschriften zoals verkaveling. Je vooraf goed laten informeren is dus
zeer belangrijk.