- Algemeen
- Openbaar groen
- Machines & Materieel
- Tuinaanleg & Onderhoud
- Digitalisering & Software
- Sportvelden
Dik tien miljoen euro trekt de gemeente Eindhoven uit om de binnenstad te vergroenen. We vroegen wethouder Rik Thijs (GroenLinks, klimaat, energie, grond en vergroening) naar zijn plannen. “Als een projectontwikkelaar onze groennorm niet binnen zijn eigen bouwplan kan realiseren, dan motiveren we hem om in een nabijgelegen park te participeren.”
““Eindhoven is al heel groen. Maar het centrum is erg versteend. En ook in Eindhoven hebben we te maken met een forse woningbouwopgave. Maar we willen de stad tegelijkertijd leefbaar en groen houden. Een paar jaar geleden hebben we onderzocht wat een woningbouwopgave van 21 duizend woningen betekent voor het mobiliteitssysteem en voor onze openbare ruimte. Toen is afgesproken om een groennorm van acht vierkante meter per nieuwe woning te gaan hanteren. In totaal heb je het dan over ongeveer 30 voetbalvelden. Om die ambitie concreet te maken hebben we nu een plan gemaakt hoe we die acht vierkante meter per woning ook echt kunnen realiseren. Waar moet maaiveldparkeren dan verdwijnen? Waar moeten we als gemeente grond aankopen?”
“We gaan in het centrum natuurlijk vooral de hoogte in. Het gaat dus niet om grondgebonden woningen. Iedere ontwikkelaar die een woning toevoegt moet acht vierkante meter groen per woning toevoegen op, aan of rondom het pand. Dat kan dus aan de gevel zijn, of op het dak. Maar als een ontwikkelaar het binnen zijn plan niet voor elkaar krijgt, kan hij participeren in een nabijgelegen park.”
“Nee. Want ik constateer dat ook ontwikkelaars zelf steeds meer willen vergroenen. Ik ken plannen waar ze zelf met het idee voor een stadsboswachter komen. En in het Emmasingelkwadrant werken we met een ontwikkelaar die grote stappen durft te zetten. Ik heb er vertrouwen in dat we de tijd van alleen betonblokken achter ons gelaten hebben. Bovendien willen we als College van B&W de regie houden en laten we ons grondbeleid niet meer alleen aan de markt over. Bij grote gebiedsontwikkelingen hanteren we de Wet Voorkeursrecht omdat we weten dat als we zelf grond in bezit hebben we aan de voorkant eisen kunnen stellen.”
“Ik ga niet mee in uw gedachtengang. Ik ben ervan overtuigd dat we in een andere tijd leven waarin ook ontwikkelaars zien dat hier gewoon stappen gezet moeten worden. Bovendien hebben we in Eindhoven het Collectief Duurzame Daken waar marktpartijen aan meedoen en waar iedereen de vraag kan stellen hoe ze een dak kunnen verduurzamen. Ik heb er echt vertrouwen in dat niet alleen onze inwoners mee willen in de ontwikkeling van een stad die duurzamer en groener is, maar ook de ontwikkelaars en de bouwers.”
“Natuurlijk, vergroenen betekent dat het kan gaan schuren. In de ondergrond bijvoorbeeld: past alles wel? Maar ook bovengronds: iedereen is voor vergroening, maar niet iedereen wil een boom voor zijn deur. Dat zullen we gaan merken. Bijvoorbeeld in onze drukste winkelstraat, de Demer/Rechtestraat. Daar staat nu geen enkele boom en in de eerste plannen gaan we daar ongeveer 50 bomen toevoegen. Sommige ondernemers zijn daar sceptisch over. Maar als we nu niet deze stap zetten, hebben we over tien jaar een binnenstad waarin niemand in de zomer nog zin heeft om te gaan winkelen omdat het er te heet is.”
“Dat zou mooi zijn. En een prachtige ambitie. Ik denk inderdaad dat met het toevoegen van 50 bomen de Demer/Rechtestraat de groenste winkelstraat van Nederland is. Belangrijke reden om de binnenstad op 10 plaatsen te vergroenen is om de groene buitengebieden die we al hebben – en waardoor we al de groenste stad zijn – met elkaar te verbinden. De bomen en planten die we in de binnenstad gaan kiezen zullen ook aansluiten bij die drie groene wiggen. We willen als stad een extra ecologische laag toevoegen. Juist omdat de biodiversiteit buiten de stad zo hard afneemt. We moeten het korte termijn denken loslaten als het om vergroenen gaat, ondanks economische vraagstukken van nu. Vergroenen doen we voor de komende decennia, voor de volgende generaties, en daarom moeten we daar nu niet op bezuinigen.”