- Algemeen
- Openbaar groen
- Machines & Materieel
- Tuinaanleg & Onderhoud
- Digitalisering & Software
- Sportvelden
De natuur maakt er vaak een zootje van
“Wat is dan wél een boom?” Die vraag werd me laatst gesteld door een klant die ik probeerde uit te leggen dat een dwergwilgje geënt op een stammetje van 80 centimeter in mijn optiek geen echte boom was, maar eerder een struik op een steel. Dat Boskoopse boomkwekers weliswaar alles een boom noemen, ook als het een sneu stekje betreft, maar dat dit beroepsdeformatie is. Ik trok het vervolgens nog breder en begon mijn ontwerpers ergernissen te spuien over mislukte “bomen”.
Eerst maar eens over de bolcatalpa die ik misschien wel de saaiste boom ooit vind, zonder bloei, herfstkleur of een elegante groeivorm. Daarna kwam de laurierkers als leiboom aan de beurt. Die heeft de onbedwingbare neiging om weer een struik te worden en maakt voortdurend scheuten van onderaf. Vervolgens was het de beurt aan de glansmispel die maar geen goede stam wil produceren en daardoor vaak een sneu scheefgezakt boompje vormt met een kroon als een waterhoofd op een te wiebelig stammetje. Overigens zijn dit alle drie veel gebruikte ‘bomen’.
Maar wat is dan wél een boom? De definities die er zijn blijken duidelijk bedoeld voor verschillende toepassingen. Juridisch bijvoorbeeld, gaat het nooit over de vorm van de boom , maar over de omvang van de hoofdstam op 1 meter hoogte gemeten. Kortom, ook wat wij veelal een struik zouden noemen, kan juridisch een boom zijn als er maar ergens een dikke tak in zit. Voor laurierkersen kan dit bijvoorbeeld al snel gaan spelen. Maar vanuit de gebruiker gezien vinden we het vaak pas een boom als er een stam is van een krappe twee meter met daarboven de kroon. Een beetje zoals een kind een boom tekent. Veel tuinontwerpers daarentegen hebben een uitgesproken voorkeur voor de zogenaamde meerstammige boom, ook als het soorten betreft die van nature helemaal niet graag meer stammen maken.
De natuur trekt zich van dit soort definitie kwesties al helemaal niets aan. Een eik die vrij in de ruimte staat heeft zijtakken tot net boven de grond, diezelfde eik in het bos krijgt een flinke stam doordat de onderste takken door lichtgebrek wegsterven. Berken, die we vaak als meerstammige bomen zien, zijn meestal een bij elkaar gedreven hoopje zaad die op de ongelijke bosbodem als clubje tegelijkertijd zijn ontkiemt en dan als bosje samen opgroeien. Keurig rechte stammen, de droom van een flink deel van de boomkwekers en wegbeheerders, zijn in de natuur eerder uitzondering dan regel. Kortom de natuur maakt er vaak een zootje van.
En dat is precies wat ik, als ontwerper bij de coöperatie de Bloeimeesters, graag zie. Een zootje. Want in een keurig aangeharkte tuin, met de bomen strak in het gelid, hun bolletjes geknipt en geschoren, voel ik me vaak een beetje ongelukkig. Of je net iets te vroeg bij het crematorium bent aangekomen. De tuinen die de Bloeimeesters ontwerpen halen hun inspiratie uit de natuur, maar dan wel in de breedste zin van het woord, we beperken ons niet tot onze eigen inheemse natuur, maar gebruiken beelden en plantencombinaties van over de hele wereld. Zolang ze maar passen binnen de context. Geen heidevelden op de zware zeeklei, geen palmen in de polder.
Vanzelfsprekend is de keuze van de bomen cruciaal in het maken van een beplantingsplan. Ze zijn immers heel bepalend in het eindbeeld en het is een keuze voor de langere termijn. De complexiteit van die keuzes ligt dan niet alleen in voor de hand liggende zaken als standplaatsomstandigheden en context, vaak al lastig genoeg overigens, maar ook in het tijdsverloop. Die plataan die zo lekker vlot resultaat geeft dreigt toch uiteindelijk een te dominante woudreus te worden. Maar tegelijkertijd, dat leuke transparante boompje dat ook op termijn past in het gewenste tuinbeeld, doet er wel vervelend lang over om wat voor te gaan stellen. Een probleem dat je op kunt lossen door tijd te kopen bij een boomkweker en voor een volwassener exemplaar te gaan, maar waarin je ook de gulden middenweg kunt proberen te bewandelen. Het is vanzelfsprekend nog beter als je er in het ontwerp alvast op voor kunt sorteren dat een deel van de bomen na een jaar of tien moet wijken en dat de langzamere broeders dan het beeld kunnen gaan dragen. Maar dat vraagt wel een lange termijnvisie bij de gebruiker en continuïteit in het beheer.
Maar aangezien een tuin zonder bomen geen tuin is, laten we ons niet ontmoedigen door de complexiteit, maar inspireren door de eindeloze schoonheid die de natuur ons aanreikt.